Motivatie is geen alles-of-niets gegeven. Je kunt motivatie op een continuüm plaatsen van intrinsieke naar extrinsieke motivatie. Wanneer motivatie intrinsiek is, doe je iets omdat je het gedrag zelf plezierig, zinvol, voldoeninggevend of waardevol vindt. Het gedrag levert je dus rechtstreeks voordelen op. Het komt als het ware van binnenuit. Je wilt het graag doen.
Wanneer motivatie extrinsiek is, doe je iets niet omwille van het gedrag zelf, maar omwille van de gevolgen van het gedrag. Het gedrag levert niet rechtstreeks voordelen op, maar wel onrechtstreeks. Je doet iets omdat het van je verwacht wordt, of omdat er beloningen of straffen vasthangen aan het al dan niet stellen van het gedrag. Je wilt via het gedrag een ander doel bereiken. Het gedrag is louter een middel naar een doel, of als iets dat je van buitenaf wordt opgelegd. Je moet het doen.
Hoewel het verschil op het eerste zicht duidelijk lijkt, is het soms niet gemakkelijk om intrinsieke en extrinsieke motivatie te onderscheiden van elkaar. Dat komt doordat er meerdere gradaties bestaan tussen intrinsieke en extrinsieke motivatie. Laten we het gedrag sporten als voorbeeld nemen. Hoe zou je onderstaande motivatoren om te sporten rangschikken van extern gemotiveerd naar intern gemotiveerd?
Je zou de gradaties op een continuüm van extrinsiek naar intrinsiek zo kunnen voorstellen:
Volgens Ryan en Deci (2000) hangt de mate waarin we intrinsiek gemotiveerd zijn af van de mate waarin ons gedrag onze psychologische basisbehoeften vervult. Volgens Ryan en Deci zijn er 3 grote psychologische basisbehoeften:
Als hulpverlener kunnen we intrinsieke motivatie vergroten door in te zetten op deze drie basisbehoeften:
Je kunt autonomie verhogen door de cliënt zelf te laten bepalen wat hij wil veranderen in het leven.
Informeer over verschillende keuzemogelijkheden en respecteer de keuze van de cliënt. Vermijdt het woord “moeten” en zet in op het woord “willen”, bijvoorbeeld: “Wat wil jij veranderen?” of “Hoe zou je willen dat je leven eruit ziet?”.
Competentie kun je stimuleren door de sterktes van de cliënt te benadrukken. Geef daarnaast een duidelijk kader en structuur. Wanneer mensen weten wat ze moeten doen en hoe, voelen ze zich competenter.
Tenslotte kun je verbondenheid vergroten door een goede relatie op te bouwen. Dit doe je door erkenning te geven voor de problemen en het lijden.
Doorheen de volgende hoofdstukken zal je merken dat veel van de besproken interventies van de module eigenlijk neerkomen op het invullen van deze 3 basisbehoeften.