Een angststoornis is een complex gegeven dat vaak multidisciplinair wordt aangepakt. Dit wil zeggen dat er meerdere hulpverleners worden ingeschakeld, zoals psychologen, huisartsen of psychiaters. Omdat angststoornissen onderliggend zo verschillend zijn en er steeds wordt gewerkt op maat van de cliënt, zal iedere behandeling er wat anders uitzien. Als we kijken naar de literatuur, zien we echter dat een aantal elementen de rode draad lijken te vormen voor de behandeling van angst(stoornissen). In dit onderdeel zullen de meest voorkomende therapiesoorten en therapie-elementen onder de loep genomen worden. Je kan deze informatie eveneens meegeven aan je cliënt, zodanig dat hij/zij zich een beter beeld kan schetsen van de behandeling. Zo zul je hier informatie vinden over…
Cognitieve (gedrags)therapie wordt doorheen de literatuur gezien als een zeer efficiënte behandeling voor de meeste angststoornissen. Daarom worden de cognitieve therapie en cognitieve gedragstherapie vaak gezien als de standaardbehandelingen voor angststoornissen. De rationale van de cognitieve (gedrags)therapie is doorheen deze module zelfs al meermaals aangehaald geweest. Het uitgangspunt van deze therapievorm is namelijk dat onze gedachten een invloed hebben op onze gevoelens, en ons gedrag. Disfunctionele of negatieve gedachten, zorgen voor negatieve gevoelens en dat heeft een impact op hoe we ons zullen gedragen in bepaalde situaties. De cognitieve gedragstherapie gelooft dat door onze angstige gedachten te veranderen, onze angstgevoelens en het gedrag die ermee gepaard gaat eveneens zal veranderen. De veranderingen ter hoogte van onze gedachten hebben als doel om de angstprikkels op meer realistische wijze te interpreteren: niet langer als ‘Ramp! Gevaar!’ maar eerder ‘Vervelend!’.
Doorheen dit proces kan je rekenen op een psycholoog die jou aan de hand van oefeningen, huiswerkopdrachten en gesprekken op weg helpt richting verandering. Eén van de instrumenten die cognitieve (gedrags)therapeuten gebruiken is het 5G-schema, een tool die de cliënt al heeft kunnen leren kennen in deze module.
Kenmerkend voor vele angststoornissen is dat een bepaalde situatie, plaats of object een overheersende angst uitlokt bij de cliënt. Wanneer een prikkel als een duidelijke trigger geïdentificeerd kan worden, kan men trachten de impact die deze prikkel heeft op de persoon te verminderen. Dit kan je doen door middel van exposure. Bij exposure zal de psycholoog het vermijdingsgedrag dat de cliënt stelt stelselmatig zal afbouwen en stap per stap de cliënt blootstellen aan de angstaanjagende prikkel(s). De rationale achter exposure is dat door herhaaldelijke blootstelling aan de prikkel, er een soort gewenning optreedt waardoor de angst die de cliënt voelt gaandeweg zal uitdoven. Met andere woorden: Hoe meer je je angst onder ogen ziet, hoe meer je gewend raakt aan de prikkel en hoe minder angst je zal voelen. Hoe deze exposure er precies uitziet, is afhankelijk van het type exposure dat gebruikt wordt en uiteraard ook de prikkel die men vreest. De psycholoog past tijdens de exposure allerhande hulpinterventies toe die de cliënt ondersteunen tijdens de oefeningen. Die interventies verhogen de kans op een succesvolle exposure.
Soorten exposure
Exposure wordt meestal gecombineerd met paniekmanagement. Hoewel bij exposure men blootgesteld wordt aan de gevreesde externe prikkel, zal men via paniekmanagement trachten de interne gewaarwordingen die gepaard gaan met angst en paniek te hanteren. Paniekmanagement gaat uit van drie pijlers (Korrelboom, Huijbrechts, Peeters, & Voermans, 2005):
Sociale vaardigheidstraining kan als behandeling aangeboden worden aan mensen met een sociale angststoornis. Dit wordt in eerste instantie gedaan bij mensen waarbij er duidelijk sprake is van moeilijkheden ter hoogte van de sociale vaardigheden. We zagen echter dat er bij sociale angst vaak geen sprake is van vaardigheidstekorten. Uit onderzoek is gebleken dat zelfs bij deze mensen een sociale vaardigheidstraining de sociale angststoornis kan reduceren.
Taakconcentratietraining is een element van behandeling dat voornamelijk wordt gehandhaafd bij de sociale angst. Tijdens zo’n taakconcentratietraining leert de sociaal angstige persoon de aandacht meer op de omgeving te vestigen, om een uitvergrote focus op het zelf te vermijden. Hij/zij zal met andere woorden leren om zich niet de hele tijd af te vragen of hij/zij wel goed bezig is, leuk of interessant genoeg is, of hij/zij niet te luid of stil praat,... tijdens sociale interacties.
Hoewel er bepaalde zorgstandaarden bestaan, blijft het behandelen van een psychische stoornis een uiterst persoonlijk gegeven. Dit wil zeggen dat desondanks dat bijvoorbeeld cognitieve gedragstherapie wordt aanbevolen, er ook nog heel wat andere behandelingen werkzaam kunnen zijn. Ook kan iedere behandeling telkens aangevuld worden met complementaire behandeling. Onderzoek toont immers aan dat mensen met angstklachten in het bijzonder gebaat zijn bij complementaire behandelingen. Deze complementaire behandelingen kunnen tevens zeer uiteenlopend zijn. We overlopen even de meest voorkomende:
Complementaire farmacotherapie
Indien aangewezen kan bij angststoornissen tevens een complementaire medicamenteuze behandeling opgestart worden. Dit is het geval bij angststoornissen met een significante ziektelast, of met andere woorden wanneer mensen significante hinder ervaren in hun dagdagelijkse leven. Deze inschatting wordt gemaakt door een arts (bv. huisarts, psychiater,...) in dialoog met de cliënt. De samenwerking tussen cliënt en arts is hierbij cruciaal. De angstige cliënt mag onder geen enkele voorwaarde op eigen houtje starten of eindigen met een medicamenteuze therapie. Ook is het absoluut niet aangeraden dat de cliënt zelf veranderingen aanbrengt in zijn/haar dosis. Elke start, wijziging en stopzetting dient in samenspraak met de behandelende arts te gebeuren.
Type angst(stoornis) |
Aanbevolen behandeling(en) |
Gegeneraliseerde angststoornis |
Bij onvoldoende effect van psychotherapie OF bij comorbide depressieve stoornis, kan een farmacotherapie worden opgestart in samenspraak met een arts. |
Paniekstoornis |
Bij onvoldoende effect van psychotherapie OF bij comorbide depressieve stoornis, kan een farmacotherapie worden opgestart in samenspraak met een arts. |
Agorafobie |
|
Specifieke fobie |
Omdat een specifieke fobie verbonden is aan een specifieke prikkel en je meestal niet dagelijks geconfronteerd met deze prikkel, zal bij de behandeling van een fobie meestal geen medicatie worden aanbevolen. Als je dagelijks hinder ervaart van de fobische angsten en cognitieve (gedrags)therapie onvoldoende helpt, kan eventueel samen met de behandelende arts medicatie overwogen worden. |
Sociale angststoornis |
Er kan een medicamenteuze behandeling worden opgestart, in samenspraak met de behandelende arts. Afhankelijk van het type sociale angststoornis zal een ander middel worden voorgeschreven. |