Als hulpverlener hebben we het doel mensen te helpen hun situatie te veranderen. Op zich is er niets verkeerd met het doel om iemand te helpen, maar onze helpersrol ook stokken in de wielen steken als we hier in doorschieten. Vanuit een wil om de situatie zo snel mogelijk te verbeteren, dragen we soms allerlei goedbedoelde adviezen aan.
“Heb je al eens geprobeerd om een nieuwe job te zoeken?”
“Roken is echt slecht voor je gezondheid, je kunt er beter mee stoppen.”
“Zou je niet eens proberen om…”
We noemen dit de verbeterreflex: we zien wat er mis gaat in iemands leven en willen dit graag oplossen. Je kunt het een beetje vergelijken met een garagist die een auto repareert: hij zoekt wat er fout loopt, bepaalt wat er moet hersteld worden en repareert dan de schade. In deze visie zijn wij als hulpverlener de experten die zeggen wat er moet gebeuren om de problemen op te lossen. Het probleem is dat mensen niet werken zoals auto’s. Mensen moeten zelf actief meewerken om hun situatie te veranderen en hebben hier zelf hun eigen ideeën en wensen over. We lopen op deze manier als hulpverlener allemaal wel eens in dezelfde valkuil: soms zijn we eigenlijk meer aan het overtuigen dan aan het motiveren. Maar wat is nu juist het verschil?