Ga naar hoofdinhoud
Pagina

Angst als normale emotie

Voltooingsvoorwaarden

Angst is één van onze vier basisemoties, net als blijheid, boosheid en verdriet. Ook angst maakt met andere woorden deel uit van ons normaal palet aan emoties. Omdat we in het dagdagelijks leven echter minder geconfronteerd worden met angst dan met onze andere emoties, is het de basisemotie waar we de minste ervaring en voeling mee hebben. Dat verklaart waarom we het meestal moeilijk vinden om angst te herkennen en vaak niet goed weten hoe we ermee om moeten gaan. Angst heeft echter een belangrijke en nuttige functie. Het is een normale reactie op een situatie die we als spannend of gevaarlijk ervaren. Angst zorgt er namelijk voor dat het lichaam in een staat van paraatheid wordt gebracht. Hiervoor worden een reeks fysieke gewaarwordingen, gedachten en gedragingen in gang gezet die gericht zijn op het ontwijken of bestrijden van het gepercipieerd gevaar. Deze staat van alertheid of paraatheid wordt ook wel eens het vlucht-of-vecht-mechanisme genoemd. Maar wat er gebeurt nu precies tijdens deze toestand van verhoogde alertheid?

Hoe reageert ons lichaam bij angst?

Angst begint bij het percipiëren van een bepaald gevaar. Als mens worden we geconfronteerd met een levensbedreigende prikkel via onze zintuigen. We zien een dief die ons probeert te bedreigen, we ruiken een brandgeur, we horen een zware explosie of we voelen dat de aarde onder ons begint te daveren. Het is ons zicht, ons reukvermogen, ons gehoor, ons evenwichtszin en al onze andere zintuigen die ons op de hoogte zullen brengen van een (nakende) bedreiging. De zintuigen zullen namelijk alarmsignalen doorsturen naar de hersenen, die er op dat moment alles aan zullen doen om ons levensreddend mechanisme te activeren, namelijk het vecht-of-vlucht-mechanisme. In een fractie van een seconde bereidt het lichaam zich voor om in eerste instantie te vluchten, en te vechten of te bevriezen indien er geen tijd meer is om te vluchten.

 

De eerste automatische reflex van het lichaam zal echter meestal zijn om te vluchten van het gevaar. Opdat je in staat zou zijn om weg te rennen, zullen verschillende veranderingen optreden in het lichaam. Zo zullen bepaalde hormonen worden aangemaakt die ons in het vecht-of-vlucht-mechanisme zullen brengen. Het lichaam zal onder andere meer cortisol, adrenaline en noradrenaline produceren om een energieboost te bewerkstelligen. Het directe gevolg van deze aanpassing van onze hormoonhuishouding is dat onze bloeddruk zal stijgen en ons lichaam wordt klaargestoomd om bruuske spierbewegingen te maken. Wijzelf zullen de fysieke reacties die hieronder beschreven staan gewaarworden:

  • Een versnelde ademhaling en hartslag. Dit helpt ons immers om de nodige snelheid te kunnen maken tijdens de vlucht.
  • Een stijging van de lichaamstemperatuur. Aangezien onze spieren de tijd niet hebben om op te warmen, zal het lichaam het risico op spierkwetsuren verminderen door de lichaamstemperatuur in het algemeen pijlsnel te laten verhogen.
  • Een verhoging van alertheid. Dankzij een verhoging van de adrenaline en noradrenaline komen onze zintuigen in een toestand van verhoogde alertheid. Hierdoor merken we veranderingen in onze omgeving veel sneller op, en kunnen we makkelijker to-the-point reageren.
  • Tegelijkertijd zal er een daling van de lichaamsweerstand optreden. Omdat het lichaam zich in overlevingsmodus bevindt, zal het andere minder urgente functies even op pauze zetten.

Dankzij deze veranderingen ben je in staat weg te vluchten van een gevaarlijke tijger, of het op een rennen te zetten om je trein te halen. Omdat mensen in deze situaties meteen overgaan op vluchten of vechten, blijft er echter onvoldoende tijd over om stil te staan bij deze lichamelijke reacties waardoor we er ons meestal niet van bewust zijn. Daarnaast zijn dergelijke situaties, en bijhorende vecht-of-vlucht-reactie, in de meeste gevallen van korte duur. Zodra de actie (vechten of vluchten) ondernomen is, en de gevaarlijke stimulus is verdwenen, keert het lichaam terug naar een toestand van rust.

In het algemeen kunnen we angst verstaan als een ervaring van verlies van controle en de ervaring van een bedreiging. Dit biedt ruimte voor heel wat subjectiviteit. Wat voor de ene beangstigend is, is dit niet noodzakelijkerwijs voor de ander. Dit maakt dat we angst eveneens kunnen zien als een erg subjectieve ervaring. Zo zal een brandweerman minder angst ervaren bij het ruiken van brandlucht dan de doorsnee persoon. Ook zal niet iedereen even veel zenuwen hebben voor een presentatie of een sollicitatiegesprek. De vraag bij wat iemand zich angstig zal voelen, wordt voor iedere persoon op een andere manier ingevuld. Bovendien kent angst verschillende gradaties, die eveneens subjectief zijn. Zo kan angst eerder milde vormen aannemen zoals je niet op je gemak voelen, ongerust of bezorgd zijn. Daarnaast kan het ook gaan over een licht gevoel van onbehagen, of meer ernstige vormen aannemen zoals paniek of verlamd zijn van angst. Dit maakt het onderscheid maken tussen gezonde, normale angst en pathologische angst natuurlijk niet gemakkelijk. Waar trek je juist de lijn tussen wat normaal en abnormaal is? Tussen wat leefbaar is en wat niet? Mensen zullen zichzelf vaak de vraag stellen of wat ze voelen wel nog normaal is. In werkelijkheid is geen enkele emotie abnormaal. Blijheid, angst, woede en verdriet vervullen elk een belangrijke rol in onze emotionele belevingswereld en zijn absoluut noodzakelijk. Het is pas wanneer een emotie een ernstig belemmerende en negatieve impact heeft op ons leven, dat we aan de alarmbel moeten trekken. Heeft de angst een invloed op het sociaal, professioneel en/of relationeel leven? Dan kan dit een teken zijn dat de emotie overheersend is en er iets aan gedaan kan worden. Op dat moment kunnen we spreken van ‘pathologische’ angst, maar ook hier kan het onderscheid gemaakt worden tussen ‘angstklachten’ en ‘angststoornissen’. In de volgende onderdelen zal het onderscheid tussen beide worden toegelicht.

Laatste wijziging: Friday, 6 January 2023, 14:12