Ga naar hoofdinhoud
Pagina

Angst als psychische diagnose: Van angstklachten naar angststoornis

Voltooingsvoorwaarden

Zoals we reeds aanhaalden, ontwikkelt maar liefst één vierde van de mensen met angstklachten binnen de twee jaar een angststoornis. Deze duizelingwekkende cijfers bevestigen nog maar eens de noodzaak van een adequate vroegdetectie én -interventie van angstklachten. Maar vanaf wanneer spreken we juist van een angststoornis? De overgang van angstklachten naar een angststoornis kent geen exact overgangspunt. Er is met andere woorden geen precieze hoeveelheid aan angstklachten waar je ‘over’ moet zitten om van een angststoornis te kunnen spreken. We kunnen angstklachten en angststoornissen zien als twee elementen binnen een continuüm. Het grootste verschil tussen angstklachten en een angststoornis heeft dus te maken met de ernst van de symptomen en de beperkingen die het geeft binnen het dagdagelijks leven. Dit continuüm impliceert echter ook dat de overgang van angstklachten naar een angststoornis zeer geleidelijk aan gebeurt. Sluipend, waardoor het niet altijd gemakkelijk is deze verandering op te merken. Dat angst aanwezig is bij een cliënt, wil bovendien niet per definitie zeggen dat we te maken hebben met een angststoornis. Pathologische angst komt namelijk eveneens voor bij heel wat andere psychische aandoeningen. De vraag die je dan moet stellen is: Is angst het belangrijkste symptoom? Indien dit het geval is, kan je spreken van een angststoornis.

 

Wat is een angststoornis?

Een angststoornis is een verzamelterm voor verschillende stoornissen waar pathologische angst centraal staat. Dergelijke stoornissen impliceren dus een angst en angstige gedachten die zo overheersend zijn, dat men niet meer op een gezonde manier het dagdagelijkse leven kan navigeren. Het onderscheid tussen normale angst en een angststoornis heeft in dat opzicht eigenlijk weinig te maken met de angst op zich, maar wel met het feit dat de angst wordt opgeroepen op momenten dat er eigenlijk geen bedreiging is en de intensiteit ervan. Typisch is dat mensen bepaalde situaties, objecten of plaatsen daardoor zullen vermijden, om niet geconfronteerd te hoeven worden met deze overheersende angst. Ook de dingen die ze bijvoorbeeld vroeger wél deden en zelfs graag deden, zullen plots niet meer gedaan worden. Daardoor raken angstige mensen vast in een vicieuze cirkel, wat zeer kenmerkend is voor angststoornissen. Afhankelijk van de angststoornis, zijn er specifieke symptomen waarvoor je op de uitkijk kan staan. Een tool waar hulpverleners gebruik van kunnen maken hierbij is de Diagnostic Statistic Manual of Mental Disorders (DSM-5). Hoewel deze lange titel sommigen onder ons wel eens kan afschrikken, is de DSM eigenlijk niet meer dan een handig hulpmiddel binnen de psychologie. De DSM is namelijk een handboek waarin alle psychische stoornissen en hun kenmerken omschreven worden. Voor iedere psychische stoornis staat omschreven welke symptomen zeker aanwezig moeten zijn, hoe lang ze aanwezig moeten zijn en de mate waarin ze het dagdagelijks leven van de persoon moeten verstoren. Zoals je wel al kan verwachten, kregen ook angststoornissen een plekje in dit handboek. Zo worden eerst de algemene symptomen van de angststoornis voorgesteld, en wordt vervolgens meer specifiek gekeken naar de verschillende soorten angststoornissen. In dit onderdeel zullen de verschillende angststoornissen besproken worden.

Angststoornissen volgens de DSM-5

Een angststoornis wordt in de DSM-5 omschreven als een excessieve angst en bezorgdheid (bange voorgevoelens) die gedurende minstens zes maanden vaker wel dan niet aanwezig zijn en betrekking hebben op een aantal gebeurtenissen of activiteiten. Een belangrijke criteria hierbij is dat de persoon erg veel moeilijkheden ondervindt om zijn bezorgdheid of angst onder controle te houden, waardoor ze al snel kunnen overheersen. De angst en bezorgdheid zelf gaan gepaard met een minimum van drie van de volgende symptomen:

  • Rusteloosheid
  • Snel vermoeid raken
  • Moeite met concentreren
  • Prikkelbaarheid
  • Spierspanning
  • Slaapproblemen

De angst, de bezorgdheid (bv. piekeren), of de lichamelijke klachten (bv. spierspanning) veroorzaken bovendien heel wat hinder in het sociale of beroepsmatige functioneren, of in het functioneren op andere belangrijke levensdomeinen. 

Deze algemene symptomen en kenmerken vormen de basis om te kunnen spreken van een angststoornis. Vervolgens kunnen de angst en bezorgdheid zich op verschillende manieren manifesteren. Op grond hiervan onderscheiden we nog verschillende specifieke angststoornissen, dewelke in dit onderdeel kort toegelicht zullen worden.

Concreet is er bij specifieke fobie sprake van een duidelijke angst voor een specifiek object of situatie, dat minstens zes maanden of langer duurt. Wat dit object of deze situatie precies kan zijn, is erg uitgebreid. We onderscheiden een viertal types specifieke fobieën afhankelijk van de aard van de angstgevende stimulus: 

  • Diertype: Angst voor een bepaald dier.
  • Natuurtype: Angst voor natuurfenomenen zoals hoogtes, stormen,...
  • Bloed/injectie: Angst voor het zien van bloed, het zien van naalden, injecties,...
  • Situationeel: Angst voor bepaalde situaties zoals tunnels, vliegen, afgesloten ruimtes,...

Maar in principe kan men voor alles een fobie ontwikkelen, ook objecten en situaties die misschien niet in bovenstaande opsomming kunnen worden ondergebracht. Mensen die lijden aan een specifieke fobie zullen actief trachten de angstgevende stimulus te vermijden of met intense angst proberen te doorstaan. Vermijding van de angstprikkel zorgt er jammer genoeg voor dat de fobie blijft voortbestaan. Door te vermijden blijven de negatieve connotaties met de angstprikkel namelijk voortbestaan, en kan nooit bewezen worden dat de angstprikkel eigenlijk best ongevaarlijk is. Inderdaad, de angst die deze mensen voelen voor de stimulus is vaak buiten proportie ten opzichte van het werkelijke gevaar dat het specifieke object of de specifieke situatie met zich meebrengt, rekening houdend met de sociaal-culturele context. Een gegeven die de cliënt soms zelf beseft, maar niet altijd. Dit neemt echter niet weg dat de fobie heel wat klinisch significant lijden of beperkingen veroorzaakt op meerdere levensdomeinen. 

De paniekstoornis wordt gekenmerkt de aanwezigheid van terugkerende, en onverwachte paniekaanvallen. Deze paniekaanvallen doen zich bovendien vaak zonder duidelijke aanleiding voor. In een mum van tijd komt het lichaam in een toestand van vecht-of-vlucht terecht, en nemen de bijhorende lichamelijke reacties een zodanige proportie aan dat ze overgaan in een paniekaanval. Om van een paniekstoornis te kunnen spreken dienen de klachten gedurende minstens één maand aanwezig te zijn, en gepaard te gaan met beperkingen op verschillende vlakken. De paniekaanvallen zelf kunnen we zien als een afgebakende periode van intense angst of gevoel van onbehagen, waarbij vier (of meer) van de volgende symptomen plots ontstaan en binnen de tien minuten hun maximum bereiken:

  • Hartkloppingen, bonzend hart of versnelde hartactie
  • Transpireren
  • Trillen of beven
  • Gevoel van ademnood of verstikking
  • Naar adem snakken
  • Pijn of onaangenaam gevoel op de borst
  • Misselijkheid of buikklachten
  • Gevoel van duizeligheid, onvastheid, licht in het hoofd of flauwte
  • Derealisatie (een gevoel van onwerkelijkheid) of depersonalisatie (een gevoel los van zichzelf te staan)
  • Angst de zelfbeheersing te verliezen of gek te worden
  • Angst om dood te gaan
  • Paresthesieën (verdoofde gevoelens of tintelingen in handen, vingers, voeten,...)
  • Opvliegers of koude rillingen
  • Hyperventilatie: Hyperventilatie impliceert dat de persoon in kwestie ‘verkeerd’ ademt. Een te snelle of te diepe ademhaling, waarbij te veel zuurstof en te weinig koolzuur in het bloed terechtkomt, kan hyperventilatieklachten veroorzaken.

De fysieke symptomen van een paniekaanval zijn beslist niet prettig, en de bijkomende gevoelens van controleverlies, de angst dat hen een fysieke aandoening overkomt (bv. hartaanval) en/of een gevoel van gek worden zijn dit evenmin. Om deze nare symptomen en gevoelens te vermijden treffen mensen met een paniekstoornis vaak significante maladaptieve gedragsveranderingen. Zo gaan ze bijvoorbeeld paniekaanvallen proberen vermijden door niet meer te joggen, bepaalde plaatsen of situaties niet meer te bezoeken (bv. cinema, bus, tram), of bijvoorbeeld door de inname van kalmerende medicatie.
Hoewel de paniekstoornis op zich bestaat, kunnen paniekaanvallen ook perfect bij andere psychische stoornissen en angststoornissen voorkomen. Zo kunnen mensen bijvoorbeeld een paniekaanval hebben bij het geven van een speech voor een grote groep, wat bijvoorbeeld eerder zou wijzen op sociale angststoornis. Daarnaast kan het zien van bijvoorbeeld een clown ook voor een paniekaanval zorgen, zoals bij de specifieke fobie het geval is. Paniekaanvallen hebben vaak geen duidelijke aanleiding, maar zijn dus soms wel erg stimulus- of situatiegebonden. 

Agorafobie wordt gekenmerkt door het ervaren van een duidelijke angst voor situaties waarvan de cliënt denkt dat hij/zij moeilijk er moeilijk uit kan ontsnappen, of dat er niet meteen hulp beschikbaar zal zijn wanneer zich panieksymptomen of andere (gênante) symptomen voordoen. De agorafobische situaties roepen bijna altijd angst (bv. paniekaanval) of vrees op bij de betrokkene, en worden bijgevolg ook vaak bewust vermeden, of enkel betreden met een begeleidende persoon. Nog andere cliënten zullen dan weer de situaties verdragen, maar dan wel met intense angst of vrees. De angst, vrees of vermijding is persisterend en duurt meestal 6 maanden of langer. De DSM-5 benadrukt hierbij dat deze angst of vrees zich zeker in twee (of meer) van de onderstaande volgende vijf situaties moet vertonen:

  • Gebruik maken van het (openbaar) vervoer: Bussen, trams, trein, auto,...
  • Zich in een open ruimte bevinden: Parkeerplaats, marktplein, speelplaats,...
  • Zich in een gesloten ruimte bevinden: Cinema, winkel, kerk,...
  • In de rij staan of zich in een menigte bevinden: Rij van de supermarkt, concert,...
  • Alleen buitenshuis zijn

Net als bij de specifieke fobie, is de angst buiten proportie ten opzichte van het werkelijke gevaar dat de agorafobische situaties met zich meebrengen. De angst, vrees of vermijding veroorzaken klinisch significante lijdensdruk of beperkingen in het functioneren van de persoon op verschillende belangrijke levensvlakken.

Mensen met een sociale angststoornis ervaren angst bij bepaalde sociale situaties waarin hij/zij blootgesteld kunnen worden aan kritische beoordeling door anderen. Wie een angststoornis heeft is met andere woorden heel erg bang voor wat anderen van hem/haar zullen denken. Ze vrezen dat ze zich zodanig zullen gedragen of dermate angstverschijnselen zullen vertonen, dat anderen hen negatief zullen beoordelen. Zo zijn ze bijvoorbeeld bang dat anderen hen raar, saai of belachelijk zullen vinden. Als je met deze zaken bezig bent, worden sociale situaties natuurlijk knap lastig. Sociale interacties, presentaties, en andere sociale situaties roepen bijna altijd angst op, en zullen bijgevolg vermeden worden of net doorstaan, maar dan wel met extreme angst. Voor de buitenwereld is dit niet altijd logisch. De angst die gepaard gaat met een sociale angststoornis is namelijk buitenproportioneel ten opzichte van het werkelijke gevaar dat de sociale situatie met zich meebrengt. We spreken van een angststoornis wanneer de angst persisteert en/of langer dan zes maanden aanwezig is. Niet verwonderlijk zorgt een sociale-angststoornis (de angst, de vrees of de vermijding) voor heel wat significante lijdensdruk. 

We onderscheiden twee subtypes van sociale angststoornis. Zo heb je ten eerste de specifieke sociale angststoornis, waarbij de cliënt voornamelijk last heeft in één specifieke sociale situatie (bv. plankenkoorts, een speech geven,...). Ten tweede heb je de gegeneraliseerde sociale angststoornis waarbij, zoals de naam laat vermoeden, mensen angstig zijn in verschillende sociale situaties. Een sociale-angststoornis is verschillend van een paniekstoornis. Hoewel bij een sociale-angststoornis eveneens paniekaanvallen kunnen voorkomen, zijn ze altijd gelinkt aan een sociale situatie. Bij een paniekstoornis is er eveneens paniek buiten sociale situaties. 

Ieder van ons piekert wel eens, ook wanneer hier niet meteen een grote reden voor is. Mensen met een gegeneraliseerde angststoornis piekeren echter quasi continu over allerlei zaken, en dit elke dag opnieuw. Waarover gepiekerd wordt, kan erg uiteenlopend zijn: het werk, het huishouden, relaties, de wereld, de toekomst,... Deze vrees is meer dagen wel dan niet aanwezig, en dit voor minstens zes maanden. Voor de cliënt voelen de angst en het gepieker zeer overheersend en oncontroleerbaar aan. De angst moet bovendien gepaard gaan met tenminste drie van de volgende symptomen:

  • Een rusteloos of gejaagd gevoel
  • Vermoeidheid
  • Concentratie- en geheugenproblemen
  • Prikkelbaarheid
  • Spierspanningsklachten
  • Slaapproblemen zoals een onrustige slaap, of inslaap- en doorslaapproblemen.

De angst en bijhorende symptomen zorgen bovendien voor een immense lijdensdruk op haast alle belangrijke levensdomeinen. De gegeneraliseerde angststoornis herkennen, is niet altijd gemakkelijk, zelfs met de criteria in het achterhoofd. Zeker gezien er best wat overlap bestaat met andere stoornissen, zoals depressie. Bij depressie wordt er immers ook erg veel gepiekerd. Het verschil tussen beide stoornissen is dat bij depressie veel meer over het verleden wordt gerumineerd, en bij de gegeneraliseerde angststoornis veel meer over de toekomst en het vermijden van bepaalde gevreesde gebeurtenissen. Maar in vele gevallen komen beide stoornissen tezamen voor. Een 70% van de mensen met een gegeneraliseerde angststoornis kampt immers ook met depressieve gevoelens. Verder kan de gegeneraliseerde angststoornis soms herkend worden aan de grote nood aan geruststelling die de cliënt kan vertonen. Ook kunnen mensen met deze stoornis de neiging hebben om mogelijks negatief aflopende situaties te vermijden.

Enkele cijfers: Hoe vaak komen angststoornissen voor?

Studies tonen aan dat angststoornissen wereldwijd veelvoorkomende problemen zijn. België is hier geen uitzondering op. Ongeveer één op de tien Belgen lijdt aan een psychische stoornis. Dit komt neer op meer dan één miljoen mensen in ons land. Van deze mensen, kampen maar liefst 11.1% van de mannen en 15.1% van de vrouwen met een angststoornis. Angststoornissen vormen met andere woorden, samen met de depressieve stoornis, de meest voorkomende psychische moeilijkheden in ons land. Maar ook voor iedere specifieke angststoornis op zich, kunnen verontrustend hoge prevalentiecijfers worden vastgesteld. Onderzoek toont immers de volgende cijfers aan (Alonso, & Lépine, 2007):

  • In België heeft 6.8% van de bevolking ooit gekampt met een specifieke fobie.
  • In België leed 4.5% à 9% van de bevolking ooit aan een gegeneraliseerde angststoornis.
  • In België heeft 2% ooit een paniekstoornis ervaren.
  • In België heeft 2% van de bevolking ooit geleden aan een sociale angststoornis.
  • In België heeft 0.8% van de mensen ooit te kampen gehad met agorafobie.
Laatste wijziging: Friday, 6 January 2023, 13:46