Stap 1: Signalen van angst herkennen en bevragen
Hoewel de signalen van angstklachten en -stoornissen reeds aan bod gekomen zijn, worden ze nog even opgesomd.
Je kan gebruik maken van onderstaande voorbeeldvragen bij vermoedens van een angststoornis of angstklachten:
We overlopen nu samen een aantal voorbeeldsituaties. Lees iedere getuigenis aandachtig. Welke signalen van angst herken je in deze verhalen? Zijn er bepaalde zaken die je extra zou bevragen om concreter te maken? En ten slotte: Op welke angststoornis kan dit wijzen?
Voorbeeld 1 Simonne vertelt met de auto rijden vervelend te vinden: “Met de auto rijden, dat is niks voor mij”. Daarom probeert ze nu sinds enkele jaren autoritten te vermijden. Zelf met de auto rijden doet ze helemaal niet meer. Bij doorvragen blijkt dat vervelende gevoel eerder een bang gevoel te zijn. “Je hebt zo weinig controle over de weg”, “Wat als er iets gebeurd en ik kan niet goed reageren?”. Ze krijgt een benauwd gevoel in de borst, tintelingen in de vingers en heeft het gevoel dat ze naar adem moet happen. Nog voor ze in de auto stapt, vreest ze dat dat benauwde gevoel zal optreden. “Dan ga ik zeker een auto-ongeval veroorzaken…”.
In dit voorbeeld wijzen een aantal signalen naar een bepaalde angststoornis. Kan jij de signalen onderscheiden
Voorbeeld 2 Felix vertelt je dat hij zijn partner, Melissa, nog niet aan de lijn heeft kunnen hebben die dag. Het is op dat moment 10u00. Hoewel Felix niet buitensporig overstuur lijkt, kan een zekere spanning toch opgemerkt worden. Je vraagt hierover door: Wat zou er gebeurd kunnen zijn? Hij vreest dat ze een auto-ongeval gehad zou hebben. Op de vraag of hij dit elke dag doet, antwoordt Felix “Ja”. Felix vind het prettig haar aan de lijn te hebben, dan weet hij dat ze goed is aangekomen op het werk en is hij gerustgesteld. Als ze niet antwoordt, wordt hij ongemakkelijk. Bij verder doorvragen omschrijft Felix zichzelf als een ‘nerveus’ type, waarbij hij zich zorgen maakt over heel wat zaken zoals geld, zijn gezondheid (en die van zijn gezin), zijn partner, … Hij kampt al enkele jaren met erg veel maag- en darmklachten, en vreest dat er wat meer aan de hand zou kunnen zijn. “ Iets zoals een tumor of zo, je weet maar nooit…”, aldus Felix. Bij verder onderzoek van zijn spijsverteringsstelsel blijkt (gelukkig) alles oké te zijn. Desondanks die geruststelling, voelt Felix zich nog niet helemaal op zijn gemak. Daardoor vraagt hij vaak om bevestiging bij zijn partner: “Die dokters zullen toch wel gelijk hebben, hé, Melissa?”.
Welke signalen kan je in dit voorbeeld herkennen en aan welke angststoornis doet dit jou denken?
Stap 2: De angst concretiseren
Wanneer je de angstklachten en de signalen van een angststoornis hebt herkend, is het tijd om ze te concretiseren. Het concretiseren van de klachten betekent dat je orde en duidelijkheid helpt brengen in het lijden van de cliënt, binnen de perken van het mogelijke. Dit helpt op zijn beurt om het inzicht van zowel de cliënt als de hulpverlener te vergroten in zijn/haar klachtenpatroon. Het zet de persoon aan tot zelfreflectie en stimuleert de samenwerking met de hulpverlener. Er bestaan ontelbaar veel manieren om klachten te concretiseren. In deze module zullen twee methodes besproken worden: het 5G-model en het KOP-model.
Het 5G-schema is een handig middel om angstige gedachten en gedachtepatronen in kaart te brengen met de cliënt. Het 5G-schema gaat er van uit dat onze gedachten, gevoelens en gedrag onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn en invloed uitoefenen op elkaar. In ‘Deel 3: Gedachten onderzoeken’ zal in meer detail ingegaan worden wat betreft het 5G-model.
Klachten |
Omstandigheden |
+ |
Persoonlijke stijl |
Bij het KOP-model zal men proberen duidelijkheid te scheppen ter hoogte van drie niveaus: Klachten, Omstandigheden en Persoonlijke stijl. Deze rationale van het KOP-model is immers dat onze klachten ontstaan ten gevolge van een interactie tussen emotioneel belastende omstandigheden waarin we ons verbinden en de persoon die we zijn of de manier waarop we met deze omstandigheden omgaan. Op die manier tracht men aan de hand van een KOP-schema om duidelijkheid te brengen in de verwarrende chaos aan gevoelens en reacties die eigen is aan psychische klachten. Dit doet men door op de volgende vragen een antwoord te formuleren:
- Van welke klachten heeft de persoon last?
- Wat zijn de mogelijke oorzaken of bemoeilijkende omstandigheden?
- Wat is het persoonlijke aandeel van de persoon?
KOP-model |
Voorbeeldvragen |
Klachten: Wat zijn mijn klachten? Wat is mijn probleem? |
○ “Wat is er aan de hand?” ○ “Wat maakt dat je je zo voelt nu?” ○ “Waar heb je last van?” ○ “Hoe merk je dat dat je stress hebt?” ○ “Is er een bepaalde aanleiding voor jouw klachten?” ○ …
○ “Hoe lang is dit al gaande?” ○ “Hoe lang heb je hier al last van?” ○ “Heb je hier elke dag last van?” ○ …
○ “Heeft dit een impact op jouw dagdagelijkse leven?” ○ “Wat gaat wél nog goed?” ○ “Hoe is jouw slaap/ eetpatroon/ zelfzorg?” ○ … |
Omstandigheden: Wat gebeurt er in mijn omgeving? Wat is de impact van de klachten op mijn omgeving? |
|
Persoonlijke stijl/Persoonlijke stijl: Wie ben ik? Hoe zit ik in elkaar? |
|
Print dit schema blanco uit en vul samen in met de cliënt of na het gesprek met de cliënt.
KOP-model: Barbara |
|
Klachten: Wat zijn mijn klachten? Wat is mijn probleem? |
|
Omstandigheden: Wat gebeurt er in mijn omgeving? Wat is de impact van de klachten op mijn omgeving? |
|
Persoonlijke stijl/Persoonlijke stijl: Wie ben ik? Hoe zit ik in elkaar? |
|
Probeer nu het KOP-model toe te passen op onderstaand fictief casusvoorbeeld.
Annelies is een vrouw van 57 jaar. Ze vertelt haar hele leven al last te hebben van piekergedachten. Naar eigen zeggen kunnen die piekergedachten over van alles gaan. De ene keer gaat het over haar eigen gezondheid of die van haar kinderen, dan over haar werk of dat van haar partner. Ook vertelt Annelies regelmatig bezig te zijn met het financiële plaatje. Hoewel er op zich geen moeilijkheden zijn op financieel vlak, is Annelies graag voorbereid. “Ik hou graag het overzicht. Je weet maar nooit en dit helpt me wel!”, vertelt ze enthousiast. “Maar eigenlijk kan ik me over alles wel zorgen maken…”. Als je verder doorvraagt over wat dit met haar doet, merk je dat Annelies er best wel veel last van ondervindt. Vooral sinds haar baas, waar ze een zeer goede band mee had, met pensioen is, is Annelies meer beginnen piekeren. Met de persoon die haar baas vervangt en nu haar overste is, loopt de interactie volgens Annelies stroef. Ze benoemt deze persoon als dominant en luid. Hierdoor voelt Annelies zich geïntimideerd, waardoor ze minder haar meningen durft uiten en ook meer moeite ondervindt met ‘nee’ te zeggen. Ze voelt zich in het algemeen minder op haar gemak op het werk. Deze veranderingen hebben een duidelijke invloed op haar prikkelbaarheid en hoeveel ze piekert. Zo merkt ze dat ze alsmaar minder kan verdragen van haar partner en de kinderen. Ze raakt sneller overbelast, en reageert daardoor soms bruter dan ze zou willen. Vervolgens voelt ze zich verschrikkelijk schuldig en is ze bang voor wat haar gezin van haar zal denken. Daarnaast vertelt ze nu ook ’s nachts meer te piekeren, waardoor het langer duurt vooraleer ze in slaap valt. Daarnaast merkt ze ook op dat ze ’s nachts meer wakker wordt. Terug in slaap vallen is dan erg moeilijk, omdat haar ‘molentje van gedachten’ op volle toeren begint te draaien: “Wat moet ik nog allemaal doen op het werk?”, “Ik hoop dat ik mijn baas niet zie morgen”, “Wat als ik weer ziek wordt?”, “Als ik zo slecht blijf slapen moet dat toch wel een impact hebben op mijn gezondheid”, “Wat is er mis met mij?”, “Gaat mijn partner me zo wel graag blijven zien?”,… Het gevolg hiervan is dat Annelies zo vermoeid is overdag, dat ze moeite heeft met concentreren en onthouden. Ook dit baart haar zorgen: “Als ik me niet kan concentreren, kan ik mijn werk niet goed doen, ben ik een gevaar op de weg, kan ik geen even goede moeder zijn,…”.
|
In te vullen KOP-model:
Klachten |
Omstandigheden |
+ |
Persoonlijke stijl |
Klachten: Wat zijn mijn klachten? Wat is mijn probleem? |
|
Omstandigheden: Wat gebeurt er in mijn omgeving? Wat is de impact van de klachten op mijn omgeving? |
|
Persoonlijke stijl: Wie ben ik? Hoe zit ik in elkaar? |
|
Stap 3: Psycho-educatie: Stimuleren tot (zelf)inzicht
Nadat je de angstklachten hebt bevraagd, is psycho-educatie en voorlichting van de cliënt de volgende stap. Hierbij geef je uitleg over wat normale angst is, en vanaf wanneer je kan spreken van pathologische angst. Leg hierbij de nadruk bij de lichamelijke reacties die horen bij angst. Dit zijn namelijk vaak angstuitlokkende factoren voor angstige mensen, die de lichamelijke gewaarwordingen immers vaak linken aan somatische problematieken zoals een hartaanval of een tumor. We zetten de mee te geven essentie even op een rijtje. Je mag deze onderstaande tabel ook gerust meegeven aan de cliënt, zodanig dat ze deze meermaals kunnen nalezen.
Iedereen voelt zich wel eens angstig. Angst op zich is immers een normale reactie op een bedreigende situatie. Wanneer we een bedreigende situatie meemaken (bv. een dief), zal het de adrenaline in ons lichaam stijgen waardoor we voorbereid worden om met de situatie om te gaan. Deze stijging in adrenaline kan je ook wel ons vecht-of-vlucht mechanisme noemen. Dankzij dit mechanisme kunnen we to the point reageren op gevaar, en meestal zal dit vluchten zijn. Onze fight-or-flight reactie zorgt wel voor een aantal veranderingen in het lichaam:
Tijdens een gevaarsituatie zullen we deze veranderingen echter niet bewust meemaken. We zijn dan immers met heel wat andere zaken bezig, namelijk overleven. Eens het gevaar geweken is, keren onze geest en lichaam weer tot rust. Dit is de functie van angst!
Wanneer ook situaties die eigenlijk niet gevaarlijk of bedreigend zijn heel wat angst opwekken, spreken we van angstklachten of een angststoornis. Bij angstige mensen worden meer situaties als bedreigend geïnterpreteerd. De reden waarom is uiteenlopend:
Bij angststoornissen en angstklachten zullen ook niet-gevaarlijke situaties erg beangstigend aanvoelen. Denk maar aan een presentatie geven, iemand die niet op je berichtje antwoordt, naar de supermarkt gaan,... Het lichaam zal echter de boodschap krijgen dat er wél gevaar is, waardoor het vecht-vlucht-mechanisme in actie zal schieten. Ook bij niet-gevaarlijke situaties zal het lichaam zich dus klaar maken om weg te vluchten of te vechten. De adrenaline gaat naar omhoog, waardoor ook hier lichamelijke reacties zullen plaatsvinden. Het grote verschil hier, is dat je ergens wel beseft dat er geen echt fysiek gevaar aanwezig is. Hoewel het vecht-vlucht-mechanisme dus wel actief is, zal je niet weglopen. Dit maakt wel dat je àlle lichamelijke veranderingen heel erg zal voelen.
Omdat je namelijk niet wegvlucht van het gevaar, heb je erg veel tijd om deze fysieke reacties bewust mee te maken. Hoewel ongevaarlijk zorgen deze fysieke gewaarwordingen op zich vaak voor heel veel angst. Je bent bang dat er iets goed mis met je is, dat je een hartaanval krijgt, een tumor hebt, gek wordt,... Dit is allemaal gelukkig helemaal niet het geval. Hoewel zeer vervelend zijn deze fysieke gevoelens slechts de uiting van angst, spanning en stress, en niet meer dan dat. Het is belangrijk dit goed te onthouden.
Een paniekaanval treedt op wanneer een niet-levensbedreigende situatie, object of plaats leidt tot de activatie van het vecht-vlucht-mechanisme. De reden waarom een niet-levensbedreigende situatie een dergelijke angst uitlokt zijn onze eigen gedachten. Inderdaad, onze angstige gedachten kunnen ervoor zorgen dat het vecht-vlucht-mechanisme wordt uitgelokt terwijl dit eigenlijk niet hoeft. Eens geactiveerd, kan het overlevingsmechanisme zorgen voor de volgende symptomen:
Al deze kenmerken hebben stuk voor stuk te maken met de angst of stress die je op dat moment gevoeld hebt en zijn géén teken van een fysieke aandoening zoals een hartaanval, of neurologisch probleem. Dit wordt nogmaals duidelijk wanneer je beseft dat deze symptomen plotseling ontstaan en vaak hun maximum binnen de 10 minuten bereiken. Een paniekaanval kan een aantal minuten tot enkele uren duren, maar kent altijd een einde! Het is bovendien een vaak voorkomend probleem: maar liefst ⅓ van de mensen heeft minstens één paniekaanval per jaar. Een paniekaanval is vervelend, maar niet gevaarlijk en je kan er niet aan sterven.
Een paniekaanval gaat vaak, maar niet altijd, gepaard met een gevoel van ademnood en hyperventilatie. Het woordje ‘hyperventilatie’ verwijst letterlijk naar een teveel (hyper) aan luchtverversing (ventilatie). Op zich is hyperventilatie ook niet zo’n vreemd gegeven. Wanneer we sporten zullen we namelijk ook hyperventileren. Dit is ook logisch: Het lichaam moet voorzien worden van extra zuurstof om de fysieke inspanning te kunnen leveren. Omdat we een versnelde ademhaling verwachten bij sport, zal dit echter niet even beangstigend worden aangevoeld. Bij spanning of stress kan echter ook een verhoogde ademhaling optreden. Deze versnelde ademhaling kan dan weer nog meer stress oproepen, waardoor we nog sneller zullen ademhalen. Voor we het goed en wel beseffen, beginnen we te hyperventileren. Omdat we op dat ogenblik stilstaan, en dus niet aan het sporten of aan het wegvluchten zijn, zijn we ons heel erg bewust van die versnelde ademhaling. Lichamelijke reacties specifiek aan hyperventilatie zijn…:
Daarnaast bestaat er ook een chronische vorm van hyperventilatie. Dit verwijst naar het fenomeen waarbij mensen eigenlijk continu ‘verkeerd’ ademen. Omdat dit continu is en geen piek kent, zijn we ons hier vaak niet van bewust. Ook dit is het gevolg van een aanhoudende stress en spanning.
Ook bij hyperventilatie geldt dat het niet gevaarlijk is, maar wel ontzettend vervelend.