Ga naar hoofdinhoud
Pagina

Deel 1: Kennis is macht - (Zelf)inzicht vergroten

Voltooingsvoorwaarden

Stap 1: Signalen van angst herkennen en bevragen

Angstklachten en angststoornissen worden helaas vaak over het hoofd gezien. De persoon met een angststoornis kan zich in eerste plaats erg beschaamd voelen, waardoor ze maar moeilijk over hun problemen spreken en geen hulp gezocht wordt. Deze schaamte overbruggen is voor sommige cliënten niet zo gemakkelijk. Toegeven dat je bang bent voor iets waar anderen schijnbaar geen moeite mee hebben, is namelijk helemaal niet prettig. Het opbouwen van een rustige, onbevooroordeelde omgeving waarin de cliënt vrijuit over zijn of haar angsten mag spreken is dus primordiaal. Probeer als hulpverlener vooral te luisteren naar het verhaal, en neem het lijden en de gevoelens van de cliënt serieus, ook wanneer de angsten voor jou eerder irrationeel lijken. Geef ruimte aan alle gevoelens, zowel de positieve als de negatieve. Het is pas in zo’n context dat de cliënt zich voldoende op zijn gemak kan voelen om te spreken. Maar zelfs binnen een klimaat van open communicatie kan het knap lastig zijn angstklachten te herkennen. Enerzijds omdat cliënten zelf de tekenen van angst niet altijd herkennen, en anderzijds omdat hulpverleners soms niet weten voor welke signalen ze op de uitkijk moeten staan. Als hulpverlener is het daarom belangrijk om eerst en vooral te weten wat de signalen van angststoornissen kunnen zijn. 

 

Hoewel de signalen van angstklachten en -stoornissen reeds aan bod gekomen zijn, worden ze nog even opgesomd.

  • Piekeren over het hier en nu.
  • Piekeren over toekomstige (negatieve) gebeurtenissen.
  • Vermijden van specifieke situaties, plaatsen of objecten.
  • Een sterke nood aan geruststelling vertonen: “Je bent toch zeker, hé?”
  • Onzekerheid of vrees wat betreft sociale situaties en interacties.
  • Een sterke bekommernis om negatieve gebeurtenissen in het verleden, eventueel gecombineerd met vermijding van soortgelijke situaties.
  • Agitatie, paniek.
  • Dwangmatig gedrag: “Ik moét dit doen, anders loopt het mis”.
  • Uitgesproken vigilantie (hypervigilantie).
  • Sterke behoefte aan controle over situaties, plaatsen, relaties,...

Je kan gebruik maken van onderstaande voorbeeldvragen bij vermoedens van een angststoornis of angstklachten:

  • Heb je gemerkt dat je je de laatste tijd gespannen of angstig voelt?
  • Heb je soms angsten/spanning terwijl je niet goed weet waarvoor?
  • Heb je soms gedachten die zodanige proporties aannemen dat ze overheersend aanvoelen of een impact hebben op je dagdagelijks functioneren? (Bijvoorbeeld: Niet goed kunnen concentreren door de angstige gedachten, niet goed kunnen slapen door piekergedachten,...)
  • Zijn er dingen die je nu niet meer durft te doen, maar vroeger wel durfde?
  • Zijn er dingen die je niet durft te doen, die anderen wél durven?
  • Heb je het gevoel soms vast te zitten in je gedachten waardoor je niet tot actie kunt komen?
  • Hebben de angstige gedachten een invloed op je dagdagelijks functioneren thuis, op het werk, in je relaties of in je vrije tijd?
  • Zijn er activiteiten die je al een tijdje niet meer gedaan hebt omdat je het gevoel had dat jouw stress zo groot was dat je er niets meer extra bij kon nemen? (Bijvoorbeeld: hobby’s, sociaal contact,...)
  • Je hoofd zit vol gedachten, en er is zoveel waar je aan moet denken,... Zou je even een voorbeeld kunnen geven van gedachten waar je mee zit? Waarover gaan deze gedachten dan?

We overlopen nu samen een aantal voorbeeldsituaties. Lees iedere getuigenis aandachtig. Welke signalen van angst herken je in deze verhalen? Zijn er bepaalde zaken die je extra zou bevragen om concreter te maken? En ten slotte: Op welke angststoornis kan dit wijzen?

Voorbeeld 1 Simonne vertelt met de auto rijden vervelend te vinden: “Met de auto rijden, dat is niks voor mij”. Daarom probeert ze nu sinds enkele jaren autoritten te vermijden. Zelf met de auto rijden doet ze helemaal niet meer. Bij doorvragen blijkt dat vervelende gevoel eerder een bang gevoel te zijn. “Je hebt zo weinig controle over de weg”, “Wat als er iets gebeurd en ik kan niet goed reageren?”. Ze krijgt een benauwd gevoel in de borst, tintelingen in de vingers en heeft het gevoel dat ze naar adem moet happen. Nog voor ze in de auto stapt, vreest ze dat dat benauwde gevoel zal optreden. “Dan ga ik zeker een auto-ongeval veroorzaken…”.

In dit voorbeeld wijzen een aantal signalen naar een bepaalde angststoornis. Kan jij de signalen onderscheiden

  • Welke signalen herken je in dit verhaal?
    ANTWOORD: Vermijding, Ademnood, Druk op de borst, Tintelingen, Angstige anticipatie
    (angst voor de angst), Gevoel van controleverlies, Doemdenken (auto-ongeval veroorzaken)
  • Welke vragen zou je nog willen/kunnen stellen aan Simonne? Wat zou jij concreter maken?
  • Op welke angststoornis kan dit wijzen? 
    ANTWOORD: Paniekstoornis

Voorbeeld 2 Felix vertelt je dat hij zijn partner, Melissa, nog niet aan de lijn heeft kunnen hebben die dag. Het is op dat moment 10u00. Hoewel Felix niet buitensporig overstuur lijkt, kan een zekere spanning toch opgemerkt worden. Je vraagt hierover door: Wat zou er gebeurd kunnen zijn? Hij vreest dat ze een auto-ongeval gehad zou hebben. Op de vraag of hij dit elke dag doet, antwoordt Felix “Ja”. Felix vind het prettig haar aan de lijn te hebben, dan weet hij dat ze goed is aangekomen op het werk en is hij gerustgesteld. Als ze niet antwoordt, wordt hij ongemakkelijk. Bij verder doorvragen omschrijft Felix zichzelf als een ‘nerveus’ type, waarbij hij zich zorgen maakt over heel wat zaken zoals geld, zijn gezondheid (en die van zijn gezin), zijn partner, … Hij kampt al enkele jaren met erg veel maag- en darmklachten, en vreest dat er wat meer aan de hand zou kunnen zijn. “ Iets zoals een tumor of zo, je weet maar nooit…”, aldus Felix. Bij verder onderzoek van zijn spijsverteringsstelsel blijkt (gelukkig) alles oké te zijn. Desondanks die geruststelling, voelt Felix zich nog niet helemaal op zijn gemak. Daardoor vraagt hij vaak om bevestiging bij zijn partner: “Die dokters zullen toch wel gelijk hebben, hé, Melissa?”.

Welke signalen kan je in dit voorbeeld herkennen en aan welke angststoornis doet dit jou denken?

  • Welke signalen herken je in dit verhaal?
    ANTWOORD: Spanning bij alledaagse gebeurtenissen, Doemdenken (Een auto-ongeval), piekeren,...
    Nood aan bevestiging en geruststelling, Somatische klachten: maag-darm-klachten
  • Welke vragen zou je nog willen/kunnen stellen aan Simonne? Wat zou jij concreter maken?
  • Op welke angststoornis kan dit wijzen? 
    ANTWOORD: Gegeneraliseerde angststoornis

 

Stap 2: De angst concretiseren

Wanneer je de angstklachten en de signalen van een angststoornis hebt herkend, is het tijd om ze te concretiseren. Het concretiseren van de klachten betekent dat je orde en duidelijkheid helpt brengen in het lijden van de cliënt, binnen de perken van het mogelijke. Dit helpt op zijn beurt om het inzicht van zowel de cliënt als de hulpverlener te vergroten in zijn/haar klachtenpatroon. Het zet de persoon aan tot zelfreflectie en stimuleert de samenwerking met de hulpverlener. Er bestaan ontelbaar veel manieren om klachten te concretiseren. In deze module zullen twee methodes besproken worden: het 5G-model en het KOP-model.

Het 5G-schema is een handig middel om angstige gedachten en gedachtepatronen in kaart te brengen met de cliënt. Het 5G-schema gaat er van uit dat onze gedachten, gevoelens en gedrag onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn en invloed uitoefenen op elkaar. In ‘Deel 3: Gedachten onderzoeken’ zal in meer detail ingegaan worden wat betreft het 5G-model.

Klachten

Omstandigheden

+

Persoonlijke stijl

 

Bij het KOP-model zal men proberen duidelijkheid te scheppen ter hoogte van drie niveaus: Klachten, Omstandigheden en Persoonlijke stijl. Deze rationale van het KOP-model is immers dat onze klachten ontstaan ten gevolge van een interactie tussen emotioneel belastende omstandigheden waarin we ons verbinden en de persoon die we zijn of de manier waarop we met deze omstandigheden omgaan. Op die manier tracht men aan de hand van een KOP-schema om duidelijkheid te brengen in de verwarrende chaos aan gevoelens en reacties die eigen is aan psychische klachten. Dit doet men door op de volgende vragen een antwoord te formuleren:

-          Van welke klachten heeft de persoon last?

-          Wat zijn de mogelijke oorzaken of bemoeilijkende omstandigheden?

-          Wat is het persoonlijke aandeel van de persoon?

 

KOP-model

Voorbeeldvragen

Klachten:

Wat zijn mijn klachten? Wat is mijn probleem?

  • Aard van de klachten:

○        “Wat is er aan de hand?”

○        “Wat maakt dat je je zo voelt nu?”

○        “Waar heb je last van?”

○        “Hoe merk je dat dat je stress hebt?”

○        “Is er een bepaalde aanleiding voor jouw klachten?”

○        …

  • Duur/frequentie:

○        “Hoe lang is dit al gaande?”

○        “Hoe lang heb je hier al last van?”

○        “Heb je hier elke dag last van?”

○        …

  • Impact:

○        “Heeft dit een impact op jouw dagdagelijkse leven?”

○        “Wat gaat wél nog goed?”

○        “Hoe is jouw slaap/ eetpatroon/ zelfzorg?”

○        …

Omstandigheden:

Wat gebeurt er in mijn omgeving? Wat is de impact van de klachten op mijn omgeving?

  • “Wat is er gebeurd?”
  • “Waarom voel je je net nu niet goed in je vel?”
  • “Hoe zien jouw dagen er nu uit? Is dit anders dan vroeger?”
  • “Op welke levensdomeinen ervaar je last?” (Werk, relationeel, fysieke gezondheid, school,...)
  • “Wat helpt jou om vol te houden?”
  • “Zijn er nog momenten waar je tot rust kan komen?”
  • “Is er voldoende tijd voor jezelf/ontspanning?”

Persoonlijke stijl/Persoonlijke stijl:

Wie ben ik? Hoe zit ik in elkaar?

  • “Hoe zou je jezelf omschrijven?”
  • “Wat zijn typische eigenschappen voor jou?”
  • “Hoe zien anderen jou?”
    “Hoe zouden anderen jou omschrijven?”
  • “Wat zijn drie positieve eigenschappen van jou?”
  • “Op welke karaktertrek ben je trots?”
  • “Ben je iemand die makkelijk praat over gevoelens of heb je de neiging op te kroppen?”
  • “Raakt de situatie waarin je je nu bevindt een gevoelige snaar? Kan je daar wat meer over vertellen?”

Print dit schema blanco uit en vul samen in met de cliënt of na het gesprek met de cliënt.

6.2.2.2.1        Voorbeeld: Ingevuld KOP-model van Barbara

 

KOP-model: Barbara

Klachten:

Wat zijn mijn klachten? Wat is mijn probleem?

  • Ik voel me erg vermoeid.
  • Mijn lichaam voelt gespannen: spierpijn en maag-darm-klachten.
  • Ik pieker de hele dag door: over mijn huishouden, over de kinderen, over mijn werk, mijn relatie,...
  • Ik heb het gevoel dat ik van het ene probleem naar het andere hobbel. Ik voel geen rust meer.
  • Schuldgevoelens.
  • Ik slaap helemaal niet goed. Ik heb vooral moeilijkheden met inslapen (ik blijf zo’n 1 à 2 uur wakker ‘s nachts).
  • Dit is al zeker een jaar bezig.

Omstandigheden:

Wat gebeurt er in mijn omgeving? Wat is de impact van de klachten op mijn omgeving?

  • Ik heb een tweetal maanden geleden de relatie met mijn (ex)partner stopgezet. Scheiding verloopt erg moeilijk, ex-partner doet tegendraads waardoor alles aanmoddert.
  • Het was een erg moeilijke relatie met veel conflict. Ik moest alles in het huishouden alleen doen, en combineren met een fulltime job. Mijn ex-partner wou me nooit helpen.
  • Momenteel verblijven de drie kinderen fulltime bij mij, wat veel werk is. Ik maak me zorgen over de kwaliteit van mijn ouderschap: Ben ik wel een goede moeder? Ik heb mijn kinderen een warme thuis willen geven en kijk nu…
  • Stress ten gevolge van een nieuwe collega op het werk, waarmee het helemaal niet klikt.
  • Geen tijd meer om te lezen, te sporten,... Kortom: Geen tijd voor mezelf.

Persoonlijke stijl/Persoonlijke stijl:

Wie ben ik? Hoe zit ik in elkaar?

  • Ik ben een piekeraar, en anticipeer graag op problemen.
  • Groot verantwoordelijkheidsgevoel.
  • Bang voor afkeuring.
  • Moeilijk om hulp te vragen, maar hier werk ik nu aan en dat lukt wat beter.
  • Doorzetter, “een sterke madam”.
6.2.2.2.2        Test je kennis!

Probeer nu het KOP-model toe te passen op onderstaand fictief casusvoorbeeld.

 

Annelies is een vrouw van 57 jaar. Ze vertelt haar hele leven al last te hebben van piekergedachten. Naar eigen zeggen kunnen die piekergedachten over van alles gaan. De ene keer gaat het over haar eigen gezondheid of die van haar kinderen, dan over haar werk of dat van haar partner. Ook vertelt Annelies regelmatig bezig te zijn met het financiële plaatje. Hoewel er op zich geen moeilijkheden zijn op financieel vlak, is Annelies graag voorbereid. “Ik hou graag het overzicht. Je weet maar nooit en dit helpt me wel!”, vertelt ze enthousiast. “Maar eigenlijk kan ik me over alles wel zorgen maken…”. Als je verder doorvraagt over wat dit met haar doet, merk je dat Annelies er best wel veel last van ondervindt. Vooral sinds haar baas, waar ze een zeer goede band mee had, met pensioen is, is Annelies meer beginnen piekeren. Met de persoon die haar baas vervangt en nu haar overste is, loopt de interactie volgens Annelies stroef. Ze benoemt deze persoon als dominant en luid. Hierdoor voelt Annelies zich geïntimideerd, waardoor ze minder haar meningen durft uiten en ook meer moeite ondervindt met ‘nee’ te zeggen. Ze voelt zich in het algemeen minder op haar gemak op het werk. Deze veranderingen hebben een duidelijke invloed op haar prikkelbaarheid en hoeveel ze piekert. Zo merkt ze dat ze alsmaar minder kan verdragen van haar partner en de kinderen. Ze raakt sneller overbelast, en reageert daardoor soms bruter dan ze zou willen. Vervolgens voelt ze zich verschrikkelijk schuldig en is ze bang voor wat haar gezin van haar zal denken. Daarnaast vertelt ze nu ook ’s nachts meer te piekeren, waardoor het langer duurt vooraleer ze in slaap valt. Daarnaast merkt ze ook op dat ze ’s nachts meer wakker wordt. Terug in slaap vallen is dan erg moeilijk, omdat haar ‘molentje van gedachten’ op volle toeren begint te draaien: “Wat moet ik nog allemaal doen op het werk?”, “Ik hoop dat ik mijn baas niet zie morgen”, “Wat als ik weer ziek wordt?”, “Als ik zo slecht blijf slapen moet dat toch wel een impact hebben op mijn gezondheid”, “Wat is er mis met mij?”, “Gaat mijn partner me zo wel graag blijven zien?”,… Het gevolg hiervan is dat Annelies zo vermoeid is overdag, dat ze moeite heeft met concentreren en onthouden. Ook dit baart haar zorgen: “Als ik me niet kan concentreren, kan ik mijn werk niet goed doen, ben ik een gevaar op de weg, kan ik geen even goede moeder zijn,…”.

 

 

In te vullen KOP-model:

 

Klachten

Omstandigheden

+

Persoonlijke stijl

 

 

Klachten:

Wat zijn mijn klachten? Wat is mijn probleem?

 

 

 

 

 

Omstandigheden:

Wat gebeurt er in mijn omgeving? Wat is de impact van de klachten op mijn omgeving?

 

 

 

 

 

 

 

Persoonlijke stijl:

Wie ben ik? Hoe zit ik in elkaar?

 

 

 

 

Stap 3: Psycho-educatie: Stimuleren tot (zelf)inzicht

Nadat je de angstklachten hebt bevraagd, is psycho-educatie en voorlichting van de cliënt de volgende stap. Hierbij geef je uitleg over wat normale angst is, en vanaf wanneer je kan spreken van pathologische angst. Leg hierbij de nadruk bij de lichamelijke reacties die horen bij angst. Dit zijn namelijk vaak angstuitlokkende factoren voor angstige mensen, die de lichamelijke gewaarwordingen immers vaak linken aan somatische problematieken zoals een hartaanval of een tumor. We zetten de mee te geven essentie even op een rijtje. Je mag deze onderstaande tabel ook gerust meegeven aan de cliënt, zodanig dat ze deze meermaals kunnen nalezen.

Iedereen voelt zich wel eens angstig. Angst op zich is immers een normale reactie op een bedreigende situatie. Wanneer we een bedreigende situatie meemaken (bv. een dief), zal het de adrenaline in ons lichaam stijgen waardoor we voorbereid worden om met de situatie om te gaan. Deze stijging in adrenaline kan je ook wel ons vecht-of-vlucht mechanisme noemen. Dankzij dit mechanisme kunnen we to the point reageren op gevaar, en meestal zal dit vluchten zijn. Onze fight-or-flight reactie zorgt wel voor een aantal veranderingen in het lichaam:

  • Een versnelde ademhaling en hartslag. Dit helpt ons immers om de nodige snelheid te kunnen maken tijdens de vlucht. 
  • Een stijging van de lichaamstemperatuur. Aangezien onze spieren de tijd niet hebben om op te warmen, zal het lichaam het risico op spierkwetsuren verminderen door de lichaamstemperatuur in het algemeen pijlsnel te laten verhogen.
  • Een verhoging van alertheid. Dankzij een verhoging van de adrenaline en noradrenaline komen onze zintuigen in een toestand van verhoogde alertheid. Hierdoor merken we veranderingen in onze omgeving veel sneller op, en kunnen we makkelijker to-the-point reageren.
  • Tegelijkertijd zal de weerstand van het lichaam dalen. Omdat het lichaam zich in overlevingsmodus bevindt, zal het andere minder urgente functies even op pauze zetten.

Tijdens een gevaarsituatie zullen we deze veranderingen echter niet bewust meemaken. We zijn dan immers met heel wat andere zaken bezig, namelijk overleven. Eens het gevaar geweken is, keren onze geest en lichaam weer tot rust. Dit is de functie van angst!

Wanneer ook situaties die eigenlijk niet gevaarlijk of bedreigend zijn heel wat angst opwekken, spreken we van angstklachten of een angststoornis. Bij angstige mensen worden meer situaties als bedreigend geïnterpreteerd. De reden waarom is uiteenlopend:

    1. Sommige mensen worden geboren met een bepaalde gevoeligheid voor angst, bijvoorbeeld omdat de gevoeligheid van hun ouders genetisch werd doorgegeven.
    2. Sommige mensen groeien op in een beangstigende of onveilige opvoedingscontext, waardoor ze leren dat de wereld gevaarlijk is en ze best op hun hoede zijn.
    3. Sommige mensen hebben zelf geen gevoeligheid, maar groeien op met ouders die zeer angstig zijn. Als kind leren ze dan van hun ouders dat angst overal is, en dat je het moet vermijden.
    4. Nog andere mensen maken een traumatische gebeurtenis mee en worden erdoor getekend.
    5. Het meemaken van een aanhoudende, langdurige stressvolle situatie kan eveneens een 

Bij angststoornissen en angstklachten zullen ook niet-gevaarlijke situaties erg beangstigend aanvoelen. Denk maar aan een presentatie geven, iemand die niet op je berichtje antwoordt, naar de supermarkt gaan,... Het lichaam zal echter de boodschap krijgen dat er wél gevaar is, waardoor het vecht-vlucht-mechanisme in actie zal schieten. Ook bij niet-gevaarlijke situaties zal het lichaam zich dus klaar maken om weg te vluchten of te vechten. De adrenaline gaat naar omhoog, waardoor ook hier lichamelijke reacties zullen plaatsvinden. Het grote verschil hier, is dat je ergens wel beseft dat er geen echt fysiek gevaar aanwezig is. Hoewel het vecht-vlucht-mechanisme dus wel actief is, zal je niet weglopen. Dit maakt wel dat je àlle lichamelijke veranderingen heel erg zal voelen. 

  • De versnelde ademhaling zal nu aanvoelen als een druk op de borst, een gevoel van ademnood of zelfs hyperventilatie.
  • De versnelde hartslag zal nu aanvoelen als hartkloppingen. Daardoor krijgen mensen vaak het idee dat ze een hartaanval krijgen.
  • De stijging van het lichaamstemperatuur zal zorgen voor zweten.
  • De stijging van adrenaline zal zorgen voor tintelingen, trillen of zelfs een ijl gevoel in het hoofd.

Omdat je namelijk niet wegvlucht van het gevaar, heb je erg veel tijd om deze fysieke reacties bewust mee te maken. Hoewel ongevaarlijk zorgen deze fysieke gewaarwordingen op zich vaak voor heel veel angst. Je bent bang dat er iets goed mis met je is, dat je een hartaanval krijgt, een tumor hebt, gek wordt,... Dit is allemaal gelukkig helemaal niet het geval. Hoewel zeer vervelend zijn deze fysieke gevoelens slechts de uiting van angst, spanning en stress, en niet meer dan dat. Het is belangrijk dit goed te onthouden.

Een paniekaanval treedt op wanneer een niet-levensbedreigende situatie, object of plaats leidt tot de activatie van het vecht-vlucht-mechanisme. De reden waarom een niet-levensbedreigende situatie een dergelijke angst uitlokt zijn onze eigen gedachten. Inderdaad, onze angstige gedachten kunnen ervoor zorgen dat het vecht-vlucht-mechanisme wordt uitgelokt terwijl dit eigenlijk niet hoeft. Eens geactiveerd, kan het overlevingsmechanisme zorgen voor de volgende symptomen:

  • hartkloppingen, bonzend hart, versnelde hartreactie
  • transpireren, zweten
  • trillen, beven
  • gevoel van ademnood, verstikking, naar adem snakken
  • pijn of onaangenaam gevoel op de borst
  • misselijkheid
  • duizeligheid, onvastheid, licht in het hoofd of flauwte
  • derealisatie: het gevoel dat de omgeving rondom jou niet werkelijk is
  • depersonalisatie: het gevoel los van jezelf te staan
  • angst om de zelfbeheersing te verliezen of ‘gek’ te worden
  • angst om dood te gaan
  • verdoofde of tintelende gevoelens in de vingers, voeten, armen, gezicht,...
  • opvliegers of koude rillingen

Al deze kenmerken hebben stuk voor stuk te maken met de angst of stress die je op dat moment gevoeld hebt en zijn géén teken van een fysieke aandoening zoals een hartaanval, of neurologisch probleem. Dit wordt nogmaals duidelijk wanneer je beseft dat deze symptomen plotseling ontstaan en vaak hun maximum binnen de 10 minuten bereiken. Een paniekaanval kan een aantal minuten tot enkele uren duren, maar kent altijd een einde! Het is bovendien een vaak voorkomend probleem: maar liefst ⅓ van de mensen heeft minstens één paniekaanval per jaar. Een paniekaanval is vervelend, maar niet gevaarlijk en je kan er niet aan sterven.

Een paniekaanval gaat vaak, maar niet altijd, gepaard met een gevoel van ademnood en hyperventilatie. Het woordje ‘hyperventilatie’ verwijst letterlijk naar een teveel (hyper) aan luchtverversing (ventilatie). Op zich is hyperventilatie ook niet zo’n vreemd gegeven. Wanneer we sporten zullen we namelijk ook hyperventileren. Dit is ook logisch: Het lichaam moet voorzien worden van extra zuurstof om de fysieke inspanning te kunnen leveren. Omdat we een versnelde ademhaling verwachten bij sport, zal dit echter niet even beangstigend worden aangevoeld. Bij spanning of stress kan echter ook een verhoogde ademhaling optreden. Deze versnelde ademhaling kan dan weer nog meer stress oproepen, waardoor we nog sneller zullen ademhalen. Voor we het goed en wel beseffen, beginnen we te hyperventileren. Omdat we op dat ogenblik stilstaan, en dus niet aan het sporten of aan het wegvluchten zijn, zijn we ons heel erg bewust van die versnelde ademhaling. Lichamelijke reacties specifiek aan hyperventilatie zijn…:

  • oorsuizen
  • voosheid in vingers, tenen, armen,...
  • tintelingen
  • koude, klamme handen
  • moeilijk spreken, slikken
  • droge mond
  • krop in de keel
  • jeuk
  • gevoel te stikken
  • geeuwen

Daarnaast bestaat er ook een chronische vorm van hyperventilatie. Dit verwijst naar het fenomeen waarbij mensen eigenlijk continu ‘verkeerd’ ademen. Omdat dit continu is en geen piek kent, zijn we ons hier vaak niet van bewust. Ook dit is het gevolg van een aanhoudende stress en spanning.

Ook bij hyperventilatie geldt dat het niet gevaarlijk is, maar wel ontzettend vervelend.

Laatste wijziging: Friday, 6 January 2023, 14:39